In gesprek met Mark van den Reek

Mark van den Reek

In juni 2024 sprak ik toneelschrijver en regisseur Mark van den Reek aan zijn keukentafel in Utrecht. Mark heeft drie toneelstukken geschreven. We hebben gesproken over het proces van schrijven en ook over regie.

Wie is Mark van den Reek?
Mark (1972) heeft zijn stukken voor theatergroep Traject geschreven waar hij ook vaak de regie voert. Hij heeft Frans en theaterwetenschappen gestudeerd en is sinds 24 jaar werkzaam bij een agent in Bourgogne-wijnen. Theater maken doet hij in zijn vrije tijd.
De drie stukken die hij heeft geschreven zijn uitgegeven bij De Toneelcentrale en zijn ook te leen via de NVA-bibliotheek.

Ben je nu een stuk aan het schrijven?
Schrijven doe ik alleen als er een stuk nodig is. De afgelopen tijd hebben we steeds stukken kunnen vinden die aan de voorwaarden van toneelgroep Traject voldoen. Dus ik ben nu niet aan het schrijven.

Hoe begin je aan een stuk als dat gemaakt moet worden?

Dat is verschillend. Het eerste stuk heb ik

Wat jij niet ziet. Foto:

gemaakt op basis van een scenario. Ik heb een scenario geschreven: het hele stuk in scénes maar zonder dialogen. Met de scénes hebben we toen geïmproviseerd en na verloop van tijd heb ik het geschreven.

Het tweede stuk “De strop” moest echt heel snel geschreven worden, dus ik heb gewoon het concept gemaakt. Dus de intrige en globaal, de vorm en de personages. Het past op een A4 tje. Dat concept heb ik voorgelegd aan de groep om erop te schieten. De opmerkingen en suggesties neem ik dan mee en schrijf het stuk.
Voor mij is het altijd heel belangrijk om een kapstok te hebben. Ik ga niet achter mijn computer zitten om dan te bedenken wat ik ga schrijven. In feite wil ik al precies alles weten: Dit is de structuur, dit zijn de personages, zo loopt het af.

Hoe lang doe je over het schrijven?
Als het script compleet is dan kan het heel snel. “Slapende honden” heb ik in vier dagen geschreven en “Wat jij niet ziet” in vijf dagen. Ik moet echt in een flow zitten. Meteen doorgaan.

Als het dan klaar is, verander je dan nog veel bij je regie? Als spelers met nieuwe teksten komen?
Nee. Ze zijn heel tekstgetrouw dus dat gebeurt niet. Bij “Wat jij niet ziet” heb ik nog wel dingen aangepast naar aanleiding van de voorstelling, voordat ik het naar de uitgever stuurde. Niet vanwege publieksreacties maar omdat ik zelf niet helemaal tevreden was.

Hoe begin je aan een stuk? Wat is de aanleiding voor een onderwerp?
Bij de eerste stuk was het een verhaal wat daadwerkelijk gebeurd is. Dat ging namelijk over een erfenis waarin een beeldje binnen een familie zaken aan het rollen heeft gebracht.

Dat was in “Slapende honden”. Het stuk waarin blijkt dat iemand een zoon heeft opgevoed die niet de zijn eigen zoon bleek te zijn.
Ja, dat laatste heb ik er zelf bij verzonnen. Maar het verhaal van het beeldje kwam via mijn zwager die inmiddels is overleden. Hij had dat gewoon meegemaakt. Een beeldje had voor meerdere mensen emotionele waarde en dat zorgde bij de verdeling van de erfenis voor spanningen.

Bij het schrijven vanDe strop”ben ik meer uitgegaan van de vorm.
Op Oerol zag ik het stuk “Lutine” van Orkater. Over een schip met goud dat was gezonken tussen Vlieland en Terschelling. Het speelde op het strand in een soort vertelvorm met scénes die me aansprak. Een vorm om mee te starten. Hoe ik op de thematiek kwam, dat weet ik eigenlijk niet meer.

En je derde stuk “Wat jij niet ziet” gaat over leraren op een school.
Ik heb zelf in het onderwijs gezeten, heel kort. Ik ken de dynamiek van een middelbare school en het leek mij heel leuk om als vorm het ritme van de schoolbel te gebruiken. Omdat je dat heel flexibel maakt in de constructie. Pauzes tussen de lesuren en de vrije uren, wie zijn er dan in de koffiekamer. Het werd een coproductie met een andere groep en zo kon ik alle spelers inzetten.

Wat doe jij als je het niet meer weet als je aan het schrijven bent?
Nou, dat gebeurt niet want ik weet precies wat ik ga schrijven voordat ik ga schrijven. Dialogen, dat is gewoon invulling.
Iedere keer lees ik het weer over en dan weet je weer meer dingen of laat je dingen weg, maar op zich staat de structuur. Het gaat als vanzelf als je weet waar je naartoe gaat en je weet op welk moment je informatie loslaat in het verhaal. Welk personage weet wat? Wat weet het publiek?

Werk je dan een personage van tevoren helemaal uit?
Dat zit grotendeels in mijn hoofd. Van tevoren weet ik wat ik met een personage wil,
wat voor karakters het zijn. En ik heb natuurlijk ook altijd met de spelers te maken. Het zijn allemaal spelers met wie ik al of op het toneel heb gestaan of al als regisseur heb gewerkt. Ik weet hun zwaktes maar vooral hun sterke punten. Wat voor personages ze goed kunnen spelen. Dat helpt enorm.

Gebruik je dan de karakters van de spelers ook als voorbeeld voor het personage?
Nee. Wel is het handig dat ik al de rolverdeling heb voordat ik ga schrijven.
Iemand hebben die precies voor de groep schrijft dat is een luxe.

Waar hou je verder rekening mee?
Met de locatie. We spelen in de Hasselbak. Dat is in een klein, vlakke-vloertheater met 45 stoelen. Een podiumoppervlakte van vijf bij acht, een deur links en een deur rechts. Welke mogelijkheden zijn er dan en welke beperkingen.
Ik denk dat je je als schrijver vooral veel beperkingen moet opleggen, omdat dat het schrijven eigenlijk makkelijker maakt. Heb je alle mogelijkheden dan weet je niet wat je moet kiezen. Het werkt voor mij het beste als het afgebakend is.

Er zit wat maatschappelijke betrokkenheid in jouw stukken. Vind je dat noodzakelijk bij het verhaal?
Je hebt te maken met publiek dat eigenlijk niet voor jouw theater komt. Het is publiek dat komt kijken, omdat ze een van de spelers of de makers kennen. Dus dat maakt het heel divers. Waar worden die mensen blij van? Mensen die maar één keer per jaar naar het theater gaan en dat is om Traject te zien. We hebben een trouw publiek wat dat betreft.
Dat maakt dat je voor elk wat wils moet schrijven, vind ik, dus er moet altijd wat te lachen zijn en er moeten ook meerdere lagen in zitten. Maatschappijkritiek of wat dan ook, kun je er goed in verwerken. En er moet een bepaalde spanning in zitten. Het publiek moet wel benieuwd zijn naar hoe het verder gaat.

Ik vind het bovendien belangrijk dat er beeldende dingen in zitten, dat er ook dingen te zien zijn. Dat wordt vaak vergeten. Dat je ook wat ziet als er even niet wordt gepraat. Dat probeer ik er altijd wel in te brengen. Omdat ik de eerste ben die het stuk regisseert schrijf ik de handelingen er meteen bij.
Twee keer heb ik een stuk van mij opgevoerd gezien en dan worden de beeldende dingen het eerst geschrapt. Voor andere groepen zijn mijn stukken materiaal en wat een ander ervan maakt vind ik alleen maar grappig.

Je hebt nu drie stukken geschreven. Welke vind je het meest geslaagd?
“De Strop”. Dat is helaas nog niet door anderen gespeeld. De spelers en degenen die het gezien hebben vonden dat de beste. Het is ook het stuk waar ik het meest trots op ben omdat het ook onder enorme tijdsdruk geschreven en geproduceerd moest worden. Want ja, die datum, het theater geboekt dus er moest wat staan. En dat dat gelukt is.

Kun je nog wat vertellen over je regie?

Ja, de toneelgroep heet Traject omdat ze het proces heel belangrijk vinden. Ik vind dat eigenlijk ondergeschikt.
Het is een groep die heel graag wil leren, heel gedreven is en wil werken. Echt niet voor de gezelligheid. Niet dat het niet gezellig is, het is wel gezellig, maar daar doen ze het niet voor. Het is een groep die, denk ik, al 25 jaar bij elkaar is en heel ervaren met elkaar.

Vroeger ging ik heel erg op de mise en scéne zitten. Daarvoor maakte ik dan een schema in powerpoint, waar de poppetjes moesten staan. Daar ben ik wel van afgestapt. Soms tot frustratie van de spelers die nu zelf moeten onthouden hoe ze over het podium moeten bewegen. Ze vragen vaak waar ging ik alweer naar toe? En wanneer?

Ik probeer het altijd op te bouwen en het begint natuurlijk altijd bij de tekst. En dan plaats ik de spelers in de ruimte, een beginpositie. En van daaruit ga ik werken. Als je merkt dat iemand klaar is voor een volgende stap, dan ga ik wat meer op de details letten.

Waar let je op?
Het grappige is dat als je spelers op het toneel zet, dan gaan ze niet lopen of ze gaan te veel lopen. Of ze kiezen het juiste moment niet: ze gaan staan als ze moeten blijven zitten en andersom.
Ik zie het hele plaatje, de compositie. Hoog – laag, voor – achter. Dat zien de spelers zelf niet. Er wordt soms druk heen en weer lopen terwijl er helemaal geen aanleiding voor is. En dan denk ik: Wat ben je aan het doen? Waarom? Waar ga je naartoe?
In plaats van dat ik het helemaal uitschrijf, kijk ik nu op het moment wat er gebeurt. Ik probeer wel om kleine dingen ook aandacht te geven.

Spelers hebben ook heel erg de neiging om naast elkaar te gaan staan. Terwijl, ze spelen niet in Carré. Ze hoeven het derde balkon niet te halen. Dus ga gewoon tegenover elkaar staan. Durf ook met je rug naar het publiek te spelen. Dat moet je wel echt zeggen.

Ik let er ook op dat spelers  en dat merk ik zelfs bij professionele spelers, om in hele zinnen te praten. Want dat hebben ze dan zo geleerd thuis, dat zit zo in hun hoofd. Maar iets wat het personage ter plekke bedenkt, moet je ook ter plekke laten ontstaan, dus néém de tijd.
Anders ga je teksten afraffelen.
Denk na bij wat je eigenlijk zegt en waar het vandaan komt. Ik wil zien dat het ontstaat. Dat zijn aandachtspunten.
Als je naar goede acteurs kijkt, Pierre Bokma of zo, als je echt goed gaat bestuderen wat zij doen, dan zie je dat ze zóveel tijd nemen.

Spelers laten ook vaak het non-verbale spel, spel en de tekst samen vallen, terwijl het veel spannender is om het non-verbale vooraf te laten gaan aan wat er gezegd wordt.

Wat ben je nu aan het regisseren?
We hebben het Misbaar” genoemd. Het is eigenlijk Mighty Society 4″ van Eric de Vroedt. Een bewerking daarvan. Een paar weken geleden hebben we hem ontmoet. Naar aanleiding van het regelen van de rechten zijn we bij een voorstelling van hem gaan kijken in Den Haag.

Bedankt voor dit gesprek Mark. Als groepen een van jou stukken willen gaan spelen, kunnen ze dan contact met je opnemen?
Dat mag, maar de stukken zijn uitgegeven door De Toneelcentrale en de auteursrechten worden beheerd door Stichting Bredero. Helaas hoor je meestal pas achteraf dat een stuk is opgevoerd, maar als ik het weet, dan probeer ik altijd te gaan kijken.;

De stukken van Mark van den Reek in de NVA-bilbliotheek:

NVA catalogusnummer: 14403 NVA catalogusnummer: 14404 NVA catalogusnummer: 14402