In gesprek met Anneke den Hartog
Anneke den Hartog speelde 35 jaar bij een aantal verenigingen in Amsterdam en in de omgeving van haar huidige woonplaats Purmerend. Twee van de toneelgroepen hielden op met bestaan en nu is ze verbonden aan een improvisatiegroep die een paar keer per jaar optreedt en waar ze erg van geniet. “En het mooie is natuurlijk dat ik niet hoef te leren”.
De tijd die ze vroeger nodig had om haar teksten te leren gebruikt ze nu voor het schrijven. Haar komedies en kluchten worden uitgegeven bij De Toneelcentrale en zijn ook te leen zijn bij de NVA-bibliotheek.
In dit gesprek hebben we het over haar manier van werken.
Is je eerste toneelstuk ook gespeeld?
Nee, dat niet en ik snap dat ook. Ik wilde er te veel in stoppen.Ik denk dat de kracht van een goede komedie is dat het verhaal eigenlijk heel simpel is, maar dat de gebeurtenissen het stuk leuk maakt. Het totale plaatje van het hele verhaal moet je eigenlijk in een paar zinnen kunnen vertellen aan iemand.
Als er te veel dingen om de hoek komen kijken, dan wordt het soms ook gewoon een beetje too much. Dus dat heb ik mezelf afgeleerd.
Waar haal je je inspiratie vandaan? Je eerste stuk was naar aanleiding van een verhaal tijdens een etentje maar inmiddels heb je meer stukken geschreven.
Het gebeurt meestal op een onverwacht moment. Ik lees iets in de krant, al is het maar één zinnetje, dan zie ik daar een heel verhaal omheen. Door dat ene zinnetje krijg ik dan een idee. Of ik loop ergens of we fietsen en dan vang je een flard van een gesprek op. Twee dames op de fiets die zeiden bijvoorbeeld: “Ja, Dat is hartstikke leuk, maar wat doen we dan met oma?”.
Dan zie ik daar meteen een heel verhaal omheen en dat klopt ook, want het verhaal is nu af. Maar wel met een andere titel, of beter gezegd… met TWEE titels. Ik heb er inmiddels twee kluchten voor gemaakt: Een klucht voor alléén dames met de titel “Henny heeft een hobby!” en een klucht voor een gemengd gezelschap met de titel “Hobby met hindernissen!
Ik schrijf ook voor mezelf, ik heb geen haast. Ik vind dat ik er de tijd voor moet nemen en ik merk dat dat gewoon goed is, dat ik het ook even weg kan leggen en het een dag later weer eens pak, weer doorlees Ik denk oh ja, wacht even. Dit moet anders of dit laat ik vallen.
De context van het hele verhaal zit altijd al wel meteen in mijn hoofd, dus Ik weet waar ik naartoe schrijf.
Heb je een vereniging waar je stukken uit kan proberen?
Nee, dat had ik graag gewild. Ik heb wel met de vereniging waar ik toen bij zat, twee stukken van mezelf gespeeld, maar die waren al klaar.
Je schrijft ook in je voorwoord dat groepen mogen veranderen wat ze willen.
Ja. Omdat ik zelf gespeeld heb weet ik gewoon dat elke vereniging graag zijn eigen dingetje ermee wil doen, hè? Als ik bijvoorbeeld zeg van, daar komt iemand, met een Rotterdams accent, maar de voorstelling speelt in Amsterdam. Dan is het leuker om het naar je eigen wijk of naar je eigen supermarkt verplaatsen, net waar het over gaat. Het is leuk als jij weet van oh, dat is de bakker om de hoek waar ze het over hebben. Dat vind ik al leuk
Ook als een regisseur denkt, die scene neemt drie blaadjes in beslag en vind dat te langdradig, ik kort het in naar een halve pagina. Ik vind het prima als zij er nou plezier aan hebben en het publiek in de zaal moet er om lachen, dan ben ik toch blij.
Dat is het en ik weet dat het bij elke vereniging zo werkt. Het mag niet, maar we doen het allemaal, dus dan kan je het er maar beter inzetten. Het is niet de bedoeling dat een stuk zó verandert dat ik mijn eigen stuk niet meer herken. Ik geloof niet dat dat gebeurt.
Als je aan het schrijven bent en je weet het even niet, wat doe je dan?
Dat gebeurt eigenlijk weinig. Als ik echt denk, hoe nu verder? Dan gebruik ik dat in de tekst, dat iemand zegt: Wat moet ik hiermee ? Hoe moet ik hier nou in godsnaam op reageren? Dan stop ik, leg het weg. Dan denk ik er ook niet meer over na. De volgende dag lees ik weer een paar blaadjes terug en dan kom ik weer op dat punt en dan weet ik het. Ik weet ook niet waar het vandaan komt, het gaat gewoon vanzelf.
Of ik begin helemaal op een andere plek. Om nog eens dingetjes aan te stippen of weer helemaal terug naar het begin. Dan heb ik 6 of 7 minuten later diegene iets laten doen en dat strookt eigenlijk helemaal niet met wat hij daar in het begin over gezegd had. Dan kan ik of de tweede actie aanpassen of die eerste, maar als die tweede actie heel leuk is, dan ga ik toch die eerste aanpassen. Dat houdt dan wel in dat alles wat daar tussenin zit ook weer moet kloppen.
Jouw personages zijn bijna één dimensionaal: de slechterik, de lieveling enz. Hoe bepaal je dat?
Ik probeer zoveel mogelijk tegenoverliggende karakters in een stuk te hebben. Het is natuurlijk heel leuk dat als je een echtpaar op toneel hebt, de mensen in de zaal dat kunnen herkennen. Dat de vrouw een kenau is en de man alles goed vindt of juist helemaal andersom. En dat er dan naderhand, doordat er iets gebeurt, een omslag in komt, waarbij het publiek denkt: Goed zo, goed gedaan.
Haal je de ideeën daarvoor bij familie of vrienden vandaan?
Nee, niet van echte mensen om me heen. Ik heb wel soms een bepaald type in mijn hoofd en dan zie ik dat bijvoorbeeld iemand doen bij het improviseren of ik zie iets op televisie. Hoe iemand altijd vrolijk is of juist terneergeslagen. Dat zijn wel kenmerken die ik naar voren wil laten komen om het om een goed tegenwicht te vinden voor rollen die erin zitten.
Hoe belangrijk is humor?
Ik ben in elk stuk wel op zoek naar de lach. Er moet van mij een lach in zitten, Ook als ik zelf naar het toneel ga. Ik heb dat ook met spelen. Ik hoef niet de hoofdrol waar de mensen om lachen. Ik wil spelen in een stuk waar het publiek om kan lachen. En of ik nou 3 zinnen heb of 30 of 300.
Ik wil een stuk waarvan de mensen na afloop zeggen: Wat was het leuk hé!
Of die gaan met een lach op hun gezicht de pauze in en die zeggen na afloop: Nou volgend jaar ben ik hier weer hoor. Ik heb zo genoten.
Zelf heb ik niet iets met een drama. Dus voor mij hoeft er niet echt een maatschappelijke boodschap in moet zitten. Wel probeer ik om de liefdevolle relatie tussen twee partners te late zien. Vrouw/vrouw, man/man en man/vrouw. Het komt altijd weer goed, ook als er van alles rondom zo’n koppel hilarisch of herkenbaar is.
Soms kom je wel eens iets tegen waarvan ik het dan toch belangrijk vind dat dat dramatische deel erin zit. Dat zit bijvoorbeeld in “Alle hens aan dek”,
Het gaat over 3 vriendinnen die op reis gaan met een cruiseboot. Het verhaal gaat over de vierde vriendin die er niet meer is. Die is overleden en daar hebben ze het over, dus dan zit er wel degelijk ook een dramatische ondertoon in. Maar het is toch een vrolijk stuk want ze hebben het over haar met een lach, met een traan, met herinnering, maar ook wel weer met heel veel humor.
De eerste vereniging die een van jouw stukken wil spelen heeft dan ook meteen de première. Ga je dan kijken?
Als ik weet dat een stuk gespeeld wordt en ik kan dan ga ik . Maar ik weet het vaak niet omdat je als schrijver geen bericht vooraf krijgt Dat vind ik echt heel erg jammer. Als ik kan ga ik kijken.
Spelers kunnen er ook bloednerveus van worden als ze weten dat de schrijver in de zaal zit. Het maakt mij allemaal geen drol uit. Als iedereen maar lol heeft tijdens de repetitieperiode en na afloop. Dan vind ik het al helemaal leuk dat ze plezier hebben gehad.
Is er een stuk waar je het meest trots op bent?
Trots ben op de stukken die wat meer inspanning van mij hebben gekost, waar ik het zelf wat lastiger mee had om het tot een goed einde te brengen.
Een voorbeeld is het stuk “Allemaal Toneel”, een stuk dat best wel ingewikkeld in elkaar zit: Een toneelvereniging die een stuk gaat spelen, dus een stuk in een stuk en het heet “Allemaal toneel”. Daar zit een moord in, daar zit de repetitieperiode van de toneelvereniging in, daar zit het wel en wee van de tonelisten in, maar ook de verhaallijn van het stuk dat ze gaan spelen. En, het komt allemaal bij elkaar, dus dat is echt een hele puzzel. Het moet wel kloppen, hè?
Het stuk “Zeg maar nee, dan krijg je er twee!” heb ik nu een paar keer gezien en enorm genoten van het plezier van de spelers en het enthousiasme van het publiek in de zaal. Om dan na afloop tijdens een gesprekje met de spelers in de kleedkamer te horen: We hebben zelf ook al zo veel plezier gehad tijdens de repetities! Dan moet ik eerlijk zeggen, Ja, hier ben ik zelf eigenlijk best trots op!
Hieronder de stukken van Anneke den Hartog die in de bibliotheek beschikbaar zijn.
NVA catalogusnummer 9921
NVA catalogusnummer 9924
NVA catalogusnummer 9910
NVA catalogusnummer 9909
NVA catalogusnummer 9908
NVA catalogusnummer 9923
NVA catalogusnummer 9907
NVA catalogusnummer 9906
NVA catalogusnummer 9905
NVA catalogusnummer 9904
NVA catalogusnummer 9903
NVA catalogusnummer 9902
NVA catalogusnummer 9901
NVA catalogusnummer 9900
NVA catalogusnummer 9899
NVA catalogusnummer 9898
NVA catalogusnummer 14398