In de schijnwerpers:
Maria Goos

Maria Goos (1956) heeft al heel wat theaterteksten geschreven en ook veel voor televisie. Recent kwam haar tekst “Zoek” beschikbaar voor het amateurtoneel. Een reden om met haar daarover in gesprek te gaan.
Het stuk is maar zeven keer gespeeld. Vanwege corona kon er geen tournee gemaakt worden. Daarna waren de spelers, Loes Luca en Pierre Bokma, vanwege drukke agenda’s, helaas niet meer beschikbaar.
Wat was de aanleiding voor het schrijven van Zoek?
Loes Luca en Pierre Bokma hadden mij gevraagd om een stuk te schrijven voor hen. Een stuk waarin veel verschillende karakters voorkomen.
Dat was eigenlijk het begin. Het werden scenes met mensen uit verschillende milieus, jonge mensen, oude mensen. Zowel tragisch als grappig. Loes en Pierre zouden goed kunnen laten zien waartoe ze in staat zijn.
Het is gebaseerd op een oud idee wat ik had voor een film. Een mozaïek vertelling die zich een stad afspeelt, liefst in één nacht. Mensen die in dezelfde stad wonen of zelfs dicht bij elkaar in de buurt maar elkaar niet kennen en toch op de een of andere manier bij elkaar komen. De film is het niet geworden. De ideeën daarvoor heb ik gebruikt voor dit stuk.
De hond in het verhaal is de rode draad. Wat was het idee daarbij?
Een pratende de hond is niet meteen het eerste waar je aan denkt.
We hadden een aantal losse scenes om daar wat meer verband in te brengen heb ik de hond bedacht. Om de mensen een beetje sturing te geven.
Dat gebeurde ergens halverwege het schrijven.
De hond heet “Jesus” heeft dat een speciale reden?
Mijn dochter had een pop die ze “Jesus” noemde. Ik vond het wel een grappig idee dat de man met de hond in het park liep en zijn hond moest roepen en dan heel hard: “Jesus!” roept.
Het is ook een eigenaardige man, dus dat hondje kun je niet gewoon Bruno noemen. Dat hondje moet ook een beetje een eigenaardige naam krijgen.
De twee daklozen zijn bezig met het in elkaar zetten van een kast. Hoe kwam je op het idee om dat te gebruiken?
Voor VPRO schreef ik de televisieserie “Lieve Mensen”, (2002) ook over twee daklozen, daar is dit een scene uit.
Ik vond die zo grappig dat ik dacht, oh, die ga ik lekker in dat toneelstuk weer doen. Een beetje recyclen van mijn eigen werk.
Visualiseer je dan zo’n scene?
Nou ik denk dat heel veel mensen het hebben meegemaakt: het Ikeasyndroom. Je koopt een kast, ziet er supersimpel uit en je krijgt het bij God niet voor elkaar. Ik denk dat er huwelijken op stuk zijn gelopen. Daar hoef je geen dakloze voor te zijn. Dat kan ook hele intelligente mensen overkomen. Een gruwel die bouwtekeningen van Ikea. Een beetje uit eigen ervaring dus.
Er zitten ook een paar leuke vergelijkingen in zoals bij de man over zijn piano. Hoe ga je daarbij te werk?
Ik dacht die man is raar, dus dan moet ik ook rare dingen zeggen.
Als hij het over zijn vleugel heeft dan associeert hij dat met dieren. Als die dan een piano wordt genoemd is dat een belediging.
Ik ga daar echt voor zitten om dit soort dingen te bedenken.
Het stuk is geschreven voor twee spelers. Zou je het ook goed vinden als het door meer spelers wordt uitgevoerd?
Ja! Dat lijkt me leuk.
Ik heb lang geleden stukken geregisseerd bij amateurs en ik weet hoe lastig het is om iedereen elke week een paar uur bij elkaar te krijgen.
Doordat dit scenes zijn met twee spelers zou het makkelijk moeten zijn en kun je in een seizoen veel mensen laten spelen. Je kunt per duo repeteren. Praktisch dus.
Hoe sta je tegenover veranderingen van in jouw teksten? Niet alleen van ZOEK! maar in het algemeen?
Meestal wordt het er echt niet beter op, dus daar wil ik altijd wel contact over. Daar ben ik een beetje streng in.
Je zei daarnet al iets over je manier van werken. In de podcast met Theo Maassen zeg je dat je eigenlijk een beetje voor de vuist wegschrijft.
Het is wel waar, maar het is ook onzin. Ik denk er wel degelijk heel goed over na. Ik bedoel eigenlijk te zeggen dat ik, voordat ik ga schrijven, niet zo’n heel erg uitgewerkt plan heb. Ik laat het zoveel mogelijk gebeuren. Ik weet vaak alleen hoe het eindigt. Als ik ga schrijven laat ik de verhaallijn zoveel mogelijk bepalen door de karakters. Die manier van schrijven vereist wel dat je kan denken en praten zoals je karakters. Anders lukt dat niet. Voor mij is dat niet zo moeilijk om te doen. Het is een beetje improviseren in je hoofd.
Je hebt schrijvers die weten van tevoren precies hoe het verhaal loopt. Die hebben alle piketpaaltjes uitgeslagen. En je hebt schrijvers die schrijven via de karakters. Ik ben een uitgesproken karakterschrijver. Het verhaal wordt via de karakters verteld. Je kiest de karakters die nodig zijn voor het verhaal. In mijn geval is de verhaallijn eigenlijk ondergeschikt aan de karakters.
Dat brengt soms met zich mee dat bij jou stukken er een halfopen einde is.
Inderdaad. Omdat het minder om het verhaal gaat en meer om de personages die het neerzetten.
In eindes ben ik niet zo goed. Je kunt toch niet alles met de dood laten eindigen? Het is ook een beetje makkelijk. Dat maakt dat ik het wel moeilijk vind ik, eindes.
Bij Frank Ketelaar werk het anders. Bij hem is vooral de spanning van de verhaallijn het belangrijkste en hij heeft karakters nodig om die verhaallijn te vertellen. Bij mij zijn de karakters het belangrijkste en daarbij komt een verhaallijn.
Want ja, waar gaat Avenier nu eigenlijk over? Over een familie. Punt.
Er gebeuren familiedingen, het is niet allemaal heel groot, juist vrij alledaags. Je herkent iets in de personages van jezelf.
Het leukste van het schrijven vind ik dat je mensen een eigen taal kan geven. Dat ze allemaal anders praten. Andere woorden gebruiken, andere zinsconstructies maken, andere manier van denken. De ene is heel logische, de ander heel rationeel. De ene is juist heel defensief, de ander juist heel aanvallend. Dat vind ik altijd leuk en fascinerend.
Gebruik je daarbij mensen uit je omgeving als voorbeeld?
Scherven daarvan, ja. Maar ook uit boeken en films of uit andere stukken. Uit het dagelijks leven van ver of dichtbij.
Eigenlijk heb ik een pot met mozaïekstukjes waarmee ik ga construeren.
Bepaal je dan voordat je gaat schrijven hoe de personages zijn en vul je dat tijdens het schrijven dit aan?
Jazeker. Het aanvullen gaat eigenlijk vanzelf. Dan merk je bij het schrijven: Oh, die vader wordt nu wel heel dominant. Hoe zou die moeder daarop reageren.
Hoe minder je de personages aanstuurt, hoe groter de autonomie van de karakters. Ik gebruik zoveel mogelijk verzonnen karakters die in mijn hoofd levend worden.
De personages wil ik laten reageren alsof ze zelf de tekst verzinnen. Dat kan als je ze heel goed kent.
Heb je tips voor schrijvers?
Snel schrijven! Jezelf niet corrigeren. Niet vanuit een vogelperspectief naar je werk te kijken maar er helemaal in opgaan.
Probeer niet bij elke zin vreselijk te gaan nadenken en na twee pagina’s weer opnieuw te beginnen. Laat het stromen. Je moet durven doorschrijven. Als het stagneert wordt het niks.
Geen dingen opwerpen die je eigenlijk alleen maar in de weg zitten. Trap daar niet in, doorschrijven!
Een laken met veel plooien dat je later strak gaat trekken.
Als je op elk woord gaat letten en het allemaal precies moet dan is de lol er vrij snel af.
En later, liefst enige tijd later, ga je er nog eens naar kijken. Dan heb je afstand en dan kan je er wat technischer naar kijken. Het verhaal moet dan nog helder en duidelijk gemaakt worden, en meestal ook ingedikt. “Zoek” heeft 21 versies gehad.
Bij Avenier ging dat wat makkelijker omdat het één verhaal is. Bij “Zoek” moet elk personage geïntroduceerd worden. Het publiek moet weten naar wie je kijkt en wat de situatie is.
Heb je misschien ook een quote die ik zou kunnen gebruiken aan het begin van de nieuwsbrief?
“Toneelschrijven is voor mij een oefening in inlevingsvermogen.”
Ook voor het publiek. Kunst is momenteel nog noodzakelijker dan anders. Inlevingsvermogen vraagt om over je eigen schaduw heen te springen. Jezelf uit je eigen visie bevrijden en je kunnen verplaatsen in iemand anders. Op het moment dat we dat niet meer kunnen behoren we nog wel tot het menselijke ras maar zijn we geen personen meer. Dan zijn we bijna machientjes.
Dat lijkt me een mooie afsluiting.
Hartelijk dank voor dit gesprek.