In de schijnwerpers:

Erris van Ginkel

Erris  van Ginkel is een autodidact in de theaterwereld. Na bandjes, succesvolle cabaretoptredens en acteren kwam hij conclusie dat hij aan de script- en regiekant staan leuker vond (en daar ook beter in was).
Theatergroep Toetsteen werd het begin van schrijven en regisseren. Eerst alleen voor Toetssteen maar later ook voor professionele gezelschappen. Dit vaak in samenwerking met Roos Schlikker.
Vanuit Toetsteen zijn al meerdere schrijvers doorgestroomd naar het professionele circuit: Ger Beukenkamp en Dick van den Heuvel.
Inmiddels heeft hij een heel aantal toneelteksten geschreven. Een reden voor een gesprek.
We zien ik elkaar in het Amsterdams Theaterhuis vlak voor een uitverkochte uitvoering van “Proefwerk”. Een stuk over culinair journalist Johannes van Dam.

Wat is je uitgangspunt bij het schrijven van een stuk?
Bij Toetsteen brengen we twee keer per jaar een geheel nieuw stuk uit. Stukken over Amsterdamse aangelegenheden of over zaken die in Nederland actueel zijn.
Onderwerpen zijn vaak zaken die mij verbazen of interesseren en die ook vrij ongenuanceerd het nieuws halen: wat is het verhaal hier?
Voordeel is dat we daarmee vaak veel media-aandacht krijgen.

Hoe kom je aan de gegevens daarvoor?
Boeken lezen, informatie van internet plukken. Het is niet zo dat ik heel lang onderzoek doe. Dat kan ook niet gezien het tempo waarin er stukken op de planken moeten komen.
Ik begin met schijven als ik voldoende informatie heb.
Ik was altijd een plot schrijver. Ik schrijf naar het plot toe. De karakters zijn dienstbaar aan het verhaal.
De laatste tijd merk ik dat ik me ook meer laat meevoeren door de karakters zelf. De karakters worden gevormd door de manier waarop ze reageren op de anderen.
Soms heb ik bij het schrijven al een bepaalde acteur of actrice in gedachten.
De karakters vormen zich in mijn hoofd.

Zoals in je stuk “De Kus”?
Ja, daar verandert duidelijk de houding van het personages als er iemand wel of niet in de ruimte is.

Schrijf je voor een bepaalde hoeveelheid personages?
Nee. Ik schrijf er net zoveel personages in als ik wil. Vroeger stonden we met 10-12 man op het toneel. Dan waren er ook rollen die maar een paar zinnen hadden en toch weken moesten komen repeteren. Nu schrijf ik vaak voor 4 tot 6 personen met dubbelrollen erin. Ik merk dat de dynamiek daarvan mij als regisseur meer aanspreekt.

Worden je stukken uitgevoerd zoals je je had voorgesteld?
Veel van mijn stukken regisseer ik zelf. Dat heeft voor mij het voordeel dat ik ook nog makkelijk dingen kan veranderen. Voor mijn eigen voorstelling van wat er op het toneel gebeurt schrijf ik er ook de regieaanwijzingen bij. b.v. “stilte”. Als ik eenmaal aan het repeteren ben gooi ik die aanwijzingen zelf overboord maar het helpt me wel om me een voorstelling van de situatie te maken bij het schrijven.
Als anderen stukken van mij spelen dan doen ze dat soms in een realistisch decor. Meestal werkt dat niet goed. Een abstract decor werkt bij mijn stukken beter zodat je ook abstract kunt spelen. Een acteur kan dan makkelijker uit de lijst stappen en opmerkingen naar het publiek maken of een omkleding op het toneel doen.

Wat zijn kenmerken van jouw stukken?
Ik roer soms best zware onderwerpen aan. Over klokkenluiders, afstandsmoeders… Maar het is de kunst om dat ‘licht’ te schrijven en als acteur ook licht te brengen. Het drama komt vanzelf. En als er lach is in het begin dan komt de traan aan het einde veel makkelijker. Dat is overigens ook de manier waarop Maria Goos schrijft. Haar stukken vind ik in de regel fantastisch.

Hoe bouw je het karakter van een personage op?
Ik denk na hoe alle personages tegenover elkaar staan. Wie heeft er strijd met wie? Het karakter vormt zich in de reactie met tegenspelers.

Wat is er leuk aan schrijven?

Uiteindelijk ben ik meer een maker dan een schrijver. Ik vind het leuke aan schrijven dat uiteindelijk iets wordt gevisualiseerd wat helemaal uit jouw brein komt.

Wat doe je als je tijdens het schrijven niet meer weet hoe je verder moet?
Ik probeer me altijd te bedenken ‘waar zou het publiek nu zin in hebben om te zien’? als ik het niet meer weet. Dat helpt me verder.
Ook een tip: je moet een schrijfsessie nooit afronden op het moment dat je het even niet meer weet.
Je moet pas stoppen als je denkt: Ha, nu heb ik zin om de volgende scene te schrijven. Anders loop je het risico dat je er weken tegenaan gaat hikken.

Waar herken je jouw stukken aan?
Het zijn in de regel actuele onderwerpen, licht geschreven, met humor.
Ook als de onderwerpen zwaarder zijn. En ik denk dat de dialogen heel naturel zijn. Het is niet ‘ijdel’ geschreven in ‘schrijverstaal’.


Welk stuk vond je het meest geslaagd/ ben je het meest trots op en waarom?
Mijn doorbraak in professioneel theater was ‘Dansen met de Vijand’ wat ik schreef en regisseerde. Genomineerd voor vier musical-awards (o.a. beste script en beste kleine voorstelling). Daar ben ik trots op.
Verder ben ik ook heel trots op stukken als ‘afstandsmoeders’. Het aantal afstandskinderen en moeders wat daar op afkwam was enorm groot. En ik hoorde vaak dat men zich nog nooit zo erkend had gevoeld als bij het zien van dit stuk. Dan doe je het ergens voor.
Verder ben ik ook heel trots dat ‘De Kus’ in het Spaans is vertaald en in Madrid speelt. En op dit moment spelen we Proefwerk over Johannes van Dam. En dat is een hit in Amsterdam en er is ook veel belangstelling buiten Amsterdam.

 

Je regisseert amateurspelers en professionele spelers. Is er een verschil in aanpak?

Lachend: Professionals kennen hun tekst ook niet.
Bij amateurs is de eerste voorstelling vaak een première. Bij professionals zijn er altijd een stelletje try-outs om te wennen aan het stuk.
Verder moet bij professionals het stuk meer af zijn bij aanvang van repetities. Er is vier weken repetitietijd dus er is weinig ruimte voor veranderingen. Het gebeurt wel maar dan moet ik dat ’s avonds of ’s nachts nog aanpassen.
Bij amateurs wordt er langer gerepeteerd en zijn veranderingen, gewijzigde scenes, makkelijker in te passen. De scenes kunnen even bezinken en er is dan ruimte om het anders te doen.

In de nieuwsbrief staan hebben we als onderdeel “tips” zou je daar wat voor weten?

Een tip voor regisseurs.
Vaak vind ik de overgangen tussen de scenes te weinig aandacht krijgen. Het is vaak een stiefkindje, terwijl het een wezenlijk onderdeel is van de voorstelling. In de overgangen bepaal je het ritme en soms toch ook wel de virtuositeit van een voorstelling.
Ik probeer zonder donkerslagen te werken omdat die funest kunnen zijn voor het ritme in de voorstelling. Door iemand zich om te laten draaien of een kledingstuk aan te doen kan er ineens een andere scene starten en hoeft er tussendoor geen donkerslag te zijn. Toen we dat voor het eerste probeerden geloofden de spelers daar niet in: “Dat snapt het publiek nooit”. Maar het publiek is veel slimmer dan wij soms denken.

Een tip voor schrijvers:
Omdat ik steeds meer voor film schrijf merk ik dat de opbouw van film ook voor toneel heel waardevol is. Binnen 10 minuten moet er een incident zijn waardoor de hoofdrolspeler zijn of haar reis begint. Op driekwart moet de grootste angst van de hoofdrolspeler uitkomen… Dat soort ijzeren wetten zijn er gewoon. Je moet vrij zijn van dit soort zaken als je je script schrijft. Maar als je je afvraagt waarom dingen niet werken dan leg ik het vaak langs de meetlat van Save the cat (dat is een methodiek voor film). En… Als je aan ChatGPT vraagt of hij je script wil analyseren op basis van save the cat… Dan geloof je niet wat voor geweldige tips je daarvan kunt krijgen.

Zou je ook nog een leuke quote weten over theater of toneel?

“Speel zo min mogelijk. Het personage moet van binnen zitten.”

Tijdens de repetities kun je de eigenschappen van het personage vergroten. Tot in het overdrevene toe. Dan kun je goed zien wat je als acteur daarvan kunt gebruiken. Andere dingen kun je weglaten en de rest verminderen. De houding van het personage moet in jezelf gaan zitten.
Met deze voorstelling Proefwerk heeft degenen die Johannes van Dam speelde heel veel aandacht besteed aan het imiteren van Van Dam’s stem en manier van praten. Gaandeweg kon hij dat steeds meer loslaten maar is het nog steeds een onderdeel van zijn spel.

Ik ga straks kijken hoe hij dat doet!
Hartelijk dank voor dit gesprek.

Piet de Bruin